Als er afwijkingen zijn, neemt de gynaecoloog tijdens de colposcopie een stukje weefsel weg (biopsie) om het in het laboratorium te laten onderzoeken.
Een lisexcisie (soms ook lusexcisie genoemd) is een iets uitgebreider onderzoek dan een biopsie. Het stuk weefsel dat de arts onder plaatselijke verdoving wegneemt voor onderzoek in het laboratorium, is groter dan bij een biopsie.
Als blijkt dat je een voorstadium van baarmoederhalskanker hebt en als het letsel niet helemaal weggenomen is, zal de gynaecoloog mogelijk een kegelvormig stukje van de baarmoedermond wegnemen. Die ingreep is een conisatie. Ze lijkt op een lisexcisie, maar er wordt net iets meer weefsel van de baarmoedermond weggenomen. Een conisatie gebeurt meestal onder plaatselijke verdoving of soms met een ruggenprik.
Als de diagnose baarmoederhalskanker valt, doet de gynaecoloog extra nog een uitgebreid inwendig onderzoek (meestal onder algemene verdoving). Er volgen meestal nog andere onderzoeken om na te gaan hoever de tumor zich uitbreidde en om te controleren of er uitzaaiingen zijn elders in het lichaam: een röntgenfoto van de longen om na te gaan of de baarmoederhalskanker uitgezaaid is naar de longen, een CT-scan, een MR-scan, een PET-CT-scan of vaak ook een bloedanalyse.