Maar zijn gevoel kwam terug. En met de tranen, de demonen. ‘Het komt mee met het verdriet: de frustratie, de agressie, de verslaving. Maar mensen zijn beschaamd om dat te voelen, en zeker om het te zeggen. Misschien zijn er die het herkennen. Die niet in een kring kunnen gaan zitten en vertellen. Die opkroppen, zoals ik. Die denken dat ze de enigen zijn die zich zo voelen. Maar dat is niet zo.’
Serge ziet er fit uit en moe tegelijk. Met zijn ogen gezwollen van verdriet, zijn kaakbeenderen geprononceerd en zijn haar met gel achteruit gelegd. Hij is afgetraind, heeft onlangs de 100 kilometer van de Sahara gelopen. ‘De fysieke afmatting kalmeert mij. Ik hou van de pijn, van het afzien, van het voort moeten. Soms loop ik tot ik niet meer kan, tot ik bijna flauwval. Dan maak ik me kwaad, probeer ik een dag later opnieuw, tot ik weer neerval. En opnieuw, tot ik het haal. Mijn verdriet heeft geen finish, dat gaat niet voorbij. Lopen wel, elke stap die ik zet, brengt mij dichter bij de meet. En als ik geluk heb, zit er ergens onderweg een ogenblik waarin ik vergeet.’
Duvel en antidepressiva
‘Het zal wel een vlucht zijn. Natuurlijk is het een vlucht, maar het doet me goed. In de periode van het rhabdomyosarcoom vloog ik in de drank. Mijn zoon was al jaren doodziek, ik was uitgeput, het geld was op, ik was depressief. Wie ging mij zeggen dat ik mijn pint niet mocht? Maar ik dronk hard. Jupiler als limonade. ’s Nachts wanneer ik niet kon slapen, soms ’s ochtends, en altijd de hele dag door. Twee flessen wijn bij het eten, veel Duvels. Alcohol was makkelijk, ik voelde me beter.’
‘Maar dat bleef niet duren, dus dronk ik door, tot ik van de planeet was en de pijn er niet meer was. Maar hij kwam altijd terug, om eens zo hard in mijn gezicht te slaan. Soms nog tijdens het drinken, vaak de ochtend erna. Dus dronk ik opnieuw.’