Hoe heb je die terminale fase beleefd?
‘Ik zat in mijn derde jaar aan de universiteit en kwam in de kerstvakantie naar huis. Wat normaal het toppunt van huiselijke gezelligheid was, was nu een heel verwarrende periode. Ik moest studeren voor de examens, terwijl ik probeerde iets in het huishouden te doen, familie en ander ziekenbezoek ontving en intussen niet kon aanvaarden hoe mama steil bergaf ging. Ze lag in een ziekenhuisbed in de woonkamer en had veel pijn, kon nauwelijks eten of praten, was erg verzwakt, hield veel vocht op. Er gebeurde te veel op te korte tijd en het maakte me letterlijk ziek van de stress. Op een ochtend moest ik braken door de geur van ziekte en ontbinding in huis. Ik hield het daar niet meer uit. Om mijn examens te gaan afleggen, ging ik weer naar mijn kot. Een vlucht, besefte ik, maar ik kon het niet aan thuis. Ik heb toen heel bewust afscheid genomen van mama, want ik wist dat ik haar niet meer ging terugzien. Zij wist dat ook en het brak haar hart. Ze kon niet meer praten, maar in haar ogen las ik pijn, onmacht en verdriet, omdat ze ons moest achterlaten. Mijn laatste zoen aan haar zal me altijd bijblijven. Dat moment koester ik, want ik heb lang geworsteld met het schuldgevoel dat ik haar stervend had achtergelaten. Ik nam het mezelf kwalijk dat ik er niet bij was toen ze overleed, op 8 januari 2003. Papa drukte me echter op het hart dat ik het juiste gedaan had. Mama’s grootste bezorgdheid was namelijk dat mijn studies onder haar ziekte zouden lijden. Ze heeft me altijd zo aangemoedigd en gesteund, dus dat ik me vol op mijn examens stortte, stelde haar gerust. Dat ik uiteindelijk met grootste onderscheiding afstudeerde als master in de biologie, heb ik dan ook aan haar opgedragen. Toen ze overleed, voelde ik een soort opluchting. Vooral voor haar: dat haar pijnlijke aftakeling voorbij was. Het was weerzinwekkend hoe een lichaam bijna kan ontbinden bij leven …’