Daarna volgt een bloedonderzoek. Op basis van dat onderzoek kan de arts andere aandoeningen van de lever uitsluiten of aantonen en de werking van de lever nagaan. Soms volgt een endoscopie van de slokdarm en de maag om spataders op te sporen. Spataders wijzen op overdruk in de lever. Het is belangrijk om eventuele overdruk op te sporen omdat die mee bepaalt of een operatie haalbaar is.
Na het gesprek, het lichamelijk onderzoek en het bloedonderzoek kan de arts beeldvorming aanvragen om de lever te onderzoeken op knobbels. Dat kan op verschillende manieren: via een echografie, een CT-scan en een MR-scan. Het belangrijkste onderzoek om vast te stellen of de knobbel wel of geen kanker is, is een punctie of een biopsie. Het laboratorium onderzoekt daarna of daar kwaadaardige cellen tussen zitten. Zo kan ook onderzocht worden of er in de lymfeklieren in de omgeving van de lever kwaadaardige cellen zitten. Bij patiënten met levercirrose is een punctie of biopsie niet nodig. Als er bij die patiënten typische afwijkingen zichtbaar zijn op de CT- en/of MR-scan, is het heel duidelijk dat er een kwaadaardige tumor is.
Als er in de knobbel kwaadaardige cellen zitten, kunnen nog andere onderzoeken volgen om te controleren of er uitzaaiingen zijn naar de lymfeklieren of andere organen (zoals longen of bot). Dat kan met een CT-scan, een MR-scan of een PET-CT-scan.