In vergelijking met twintig jaar geleden is kanker bij zwangere vrouwen veel minder vaak een reden om de zwangerschap af te breken. ‘In de meeste gevallen kunnen we de vrouw perfect behandelen zonder nadelige gevolgen voor de foetus en later voor het kind,’ zegt professor gynaecologische oncologie Frédéric Amant.
Professor Amant en buitenlandse collega’s onderzochten hoe de kankerbehandeling van zwangere vrouwen de voorbije twintig jaar evolueerde. ‘Vroeger werden zwangerschappen veel vaker afgebroken om de behandeling van kanker op te starten. En in een later stadium van de zwangerschap werd de bevalling vaker vroegtijdig ingeleid waardoor er meer premature baby’s geboren werden. De reden voor het afbreken van de zwangerschap of het vroegtijdig inleiden van de geboorte was dat artsen vreesden voor de negatieve gevolgen van chemotherapie en radiotherapie op het kind. Uit ons onderzoek blijkt nu dat die negatieve impact nagenoeg onbestaande is. De kinderen zijn bij de geboorte wel iets kleiner dan gemiddeld, maar dat halen ze later in. Hun ontwikkeling verloopt volkomen normaal.’
In welke gevallen is het toch nodig om de zwangerschap stop te zetten?
‘We kunnen chemotherapie niet toedienen in het eerste trimester van de zwangerschap omdat dan de organen van het kind worden gevormd en chemotherapie de kans op afwijkingen bij de geboorte zou vergroten. Heeft de moeder een agressieve kanker waarvan de behandeling niet kan worden uitgesteld tot na het eerste trimester, dan moeten we de zwangerschap afbreken. Denk aan acute leukemie of baarmoederhalskanker tijdens de eerste drie maanden van de zwangerschap.’
Hoe komt het dat chemotherapie na het eerste trimester geen impact heeft op de foetus?
‘De moederkoek fungeert als barrière. Alcohol bijvoorbeeld gaat rechtstreeks en onverdund naar de foetus, chemotherapie niet omdat het om grotere moleculen gaat die blijven vastzitten in de moederkoek. Wat er toch doorheen komt, zijn lagere of veel lagere dosissen dan bij de moeder en die hebben na het eerste trimester van de zwangerschap geen invloed op de ontwikkeling van het kind.’
Wat met radiotherapie?
‘We kennen de drempelwaarde waaraan een foetus mag worden blootgesteld. Enkel als we daaronder blijven, kunnen we bestralen tijdens de zwangerschap. Dat wil zeggen dat alleen tumoren van het bovenlichaam worden behandeld met radiotherapie – kanker van de hersenen, het hoofd en de hals, de schildklier, de borst - en enkel in het begin van de zwangerschap. Later wordt de foetus te groot en komt hij te dicht bij het bestraalde gebied. In de laatste drie maanden van de zwangerschap komt de foetus tot tegen het borstbeen van de moeder, bestraling van bijvoorbeeld borstkanker is dan niet meer mogelijk.’