Wat zou het handig zijn: een lijstje met tips en raadgevingen waarmee iedereen moeiteloos zijn weg door kankerland kan banen. Maar zo werkt het natuurlijk niet. Iedereen is anders, iedereen beleeft de ziekte anders. Wat werkt voor de ene, is compleet nutteloos voor de ander. Ik kan dus niet anders dan enkel de raad opnoemen die mij zelf geholpen heeft.
1. Maak je eigen regels
Ken jezelf. En neem dat als vertrekpunt. Wat helpt jou en wat duwt je dieper weg? Wees niet bang dat ook duidelijk te maken aan de mensen rond je. Zij kunnen niet ruiken wat op je zenuwen werkt, wat je ongelukkig maakt, wat je echt helpt. Je zal het moeten zeggen. Tijdens mijn ziekte hanteerde ik zelf onder andere deze twee vuistregels:
Ik beloof dat ik hulp zal vragen.
Bied me niet de hele tijd hulp aan die ik niet gevraagd heb. Het compromis tussen mijn hulpeloze toestand en mijn natuurlijke weerstand tegen het vragen van hulp.
Ik kan jou even niet helpen, zoek steun bij elkaar.
Kanker is niet alleen een verschrikking voor de patiënt, maar ook voor ouders, broers en zussen, dichte vrienden. Als je zelf ziek bent, zie je dat verdriet, die angst bij mensen die je graag ziet. Maar ik kon hen niet helpen, daar had ik de energie niet voor. Als je je de kankerpatiënt en zijn omgeving voorstelt als concentrische cirkels, dan moet steun naar binnen gaan en moeten problemen naar buiten geduwd worden. Soms kan je een kankerpatiënt het best helpen door steun te bieden aan iemand die dicht bij die patiënt staat en ook ergens naartoe moet met zijn of haar verdriet.