Ik ademde diep in en besefte op slag dat er iets grondig fout was. De damp drong diep in mijn haarloze neusgaten en de stoom kroop onder mijn pruik maar … ik rook niks. Waar was het heerlijke aroma van dat stoofpotje dat in normale tijden mijn zinnen zo kon prikkelen?
Ik was even helemaal van slag maar liet vooral niks merken. Straks aan tafel zal het beteren, dacht ik. Als ik dat heerlijke goedje op mijn tong zal ronddraaien kan ik ten volle genieten van het hele smaakpalet.
Tja, dat was zonder de omstandigheden gerekend. Toen ik eindelijk vol verwachting mijn eerste hap naar binnen werkte bleek dat ik niet alleen niks meer rook, maar ook niets meer proefde. Het was een pijnlijke vaststelling dat in tijden van chemo zowel ratatouille als liefde anders smaken. De smulpaap die ik ben bleef op zijn honger zitten en ik kon niet anders dan mijn man op de hoogte brengen en … ontgoochelen. Al die moeite voor niets.
En dan viel mijn oog op de katoenen zak van de boekenwinkel met een opschrift dat ze aan Woody Allen te danken hadden. 'God is dood. Nietzsche is dood. En ik voel me ook niet zo lekker.' Ik barstte onverwacht in een schaterlach uit. Van het natafelen heb ik toen wel genoten.