Na een dikkedarmoperatie is de spijsvertering meestal een tijd ontregeld, mogelijk met verstopping of diarree, verminderde eetlust en gewichtsverlies. Een gevarieerde, aangepaste voeding helpt je te herstellen. Vraag je arts of een verpleegkundige om het advies van een diëtist als er voor je voeding speciale aandacht nodig is.
Een risico bij een dikkedarmoperatie is dat de naad die de twee delen van de darm aan elkaar hecht, gaat scheuren of lekken. Soms krijg je een tijdelijke stoma om dat te voorkomen.
Patiënten met een stoma kunnen met vragen over verzorging, leven met een stoma, seksualiteit, sport of voeding het best terecht bij hun arts of bij een stomaverpleegkundige.
Bij een operatie in de onderste delen van het rectum bestaat het risico dat er zenuwen geraakt worden die van belang zijn voor seksuele functies. Mannen hebben soms (tijdelijk) erectie- of ejaculatieproblemen en kunnen onvruchtbaar worden. Ook bij vrouwen kunnen de seksuele functies verstoord zijn of verminderen. Ook de blaasfunctie kan soms aangetast zijn.
Patiënten bij wie het rectum of een deel ervan weggehaald is, kunnen problemen krijgen met de stoelgang. Het rectum vangt ontlasting op: het is een soort reservoir. Als het rectum vol zit, gaat er een seintje naar je hersenen waardoor je voelt dat je naar het toilet moet. Als je rectum of een deel ervan weggehaald is, kan dat minder of geen ontlasting meer opvangen. Ook verminderen dan misschien de seintjes naar de hersenen. Daardoor verandert of verdwijnt het gevoel dat je naar het toilet moet. Ook kan je kringspier minder goed werken doordat je voor de operatie bestraling kreeg. Daardoor kun je vaker naar de wc moeten, dunnere ontlasting krijgen, verschillende keren achter elkaar naar het toilet moeten, een sterke aandrang voelen van ontlasting die moeilijk uit te stellen is, ongewild ontlasting verliezen (waardoor de huid rond de anus geïrriteerd kan raken) en ongewild winden laten. Die klachten worden samen het low anterior resection-syndroom (LAR-syndroom of LARS) of laag-anterieur-resectiesyndroom genoemd. Vraag je behandelend arts hoe je er het best mee kunt omgaan.