Een pancreasoperatie is ingrijpend en complex. Als een deel van de maag verwijderd wordt, worden de alvleesklier, de galwegen en eventueel het resterende deel van de maag verbonden met de dunne darm. Een nadeel is dat de sluitspier op de overgang van maag naar dunne darm dan weg is. Daardoor komt eten sneller dan normaal door de maag en de dunne darm. Het wordt dus niet helemaal verteerd en niet goed opgenomen in de dunne darm. Dat kan klachten veroorzaken na de maaltijd, zoals misselijkheid, buikpijn, braken, diarree of sterk transpireren.
Als de maag gespaard kan worden – wat momenteel meestal lukt – heeft de patiënt doorgaans minder klachten dan als een deel van de maag verwijderd wordt. Na een maagsparende operatie wordt het soms moeilijker om de maag goed leeg te maken, waardoor eten wat moeizamer gaat en je je misselijk kunt voelen.
Na een operatie maakt de pancreas bij sommige patiënten niet meer genoeg enzymen en/of hormonen aan. Dat kan bij een tekort aan enzymen (tijdelijk) klachten geven zoals een opgeblazen gevoel, misselijkheid en vette diarree (omdat de pancreasenzymen een rol spelen in de vertering en opname van voedsel, waaronder vet). Die stoelgang drijft op het toiletwater en spoelt moeilijk door. Door die verminderde opname van vet kun je calorieën verliezen en dus vermageren. Er zijn medicijnen om die tekorten weg te werken. Pancreasenzymen kunnen eenvoudig toegediend worden in de vorm van tabletten die je inneemt bij het eten om de vertering en opname van vet uit de voeding te verbeteren. Bij een tekort aan hormonen kan er een insulinetekort en dus diabetes ontstaan. Ook daarvoor zijn er behandelingen.