Schildkliercellen zijn de enige cellen in het lichaam die jodium uit het bloed opnemen. Door het jodium radioactief te maken, ontstaat een heel gerichte methode van bestralen: alleen de cellen die jodium opnemen, worden bestraald. Met een behandeling met radioactief jodium kunnen de schildkliercellen (ook de cellen die uitgezaaid zijn) die tijdens de operatie niet verwijderd konden worden, opgespoord en behandeld worden. Resterende kwaadaardige schildkliercellen worden zo vernietigd en dat vermindert het risico dat de ziekte terugkomt.
De behandeling met radioactief jodium kan niet bij medullaire schildklierkanker, omdat C-cellen geen jodium opnemen. Ook anaplastische schildklierkanker komt niet in aanmerking voor een behandeling met radioactief jodium.
Voor een goede behandeling is de week voor de behandeling met radioactief jodium een jodiumbeperkt dieet nodig: dat bevordert de opname van radioactief jodium. Om het radioactieve jodium in de schildkliercellen goed op te nemen, moet het lichaam ook een hoge spiegel hebben van TSH (een hormoon in de hersenen dat een signaal geeft naar schildkliercellen om te werken). Dat kan door enkele weken geen schildklierhormoon in te nemen (zie behandeling met schildklierhormoontabletten), of soms ook door een kunstmatige vorm van TSH in te spuiten. Je arts zal je vertellen welke methode voor jou het meest geschikt is.
Het radioactief jodium wordt tijdens een ziekenhuisopname in een capsule toegediend en gewoon doorgeslikt met wat water. Soms zijn na verloop van tijd een tweede of zelfs meer toedieningen van radioactief jodium nodig, afhankelijk van de uitslag van de controlebloedtest en de controlescan.
De schildklier is het enige orgaan in het menselijk lichaam dat jodium opneemt. De rest van het lichaam neemt nauwelijks jodium op, dus dat geldt ook voor het radioactieve jodium. Het radioactieve jodium dat je niet opneemt, verlaat het lichaam via de urine.