Je zoon was vier jaar toen zijn grootmoeder stierf. Hoe nam je moeder afscheid van hem?
‘Mama was kleuterjuf. Ze vroeg raad aan een kinderpsycholoog die ze op de palliatieve afdeling bij haar liet komen. “Wat is het minst erg voor een kind van vier jaar, vlammetjes of een put?” De psycholoog legde uit dat cremeren voor een kind van vier ingewikkelder is dan een put. Dus koos ze voor een graf. Dat was mijn mama: ze wilde weten wat voor haar kleinzoon het beste was, zijzelf vond wat er met haar lichaam gebeurde écht niet belangrijk. Toen ze afscheid van hem nam, gaf ze Oscar een beer. “In die beer zit een stukje van mijn hartje dat als je hem hard tegen je aandrukt naar jouw hartje gaat en daar voor altijd blijft zitten”, zei ze. En ja hoor, zoals ze naast mij op de bank zit, zit ze in Oscars hart. Als Oscar een ijsblokje inslikt, zegt hij steevast “dan kan oma nog wat schaatsen in mijn hartje”. Hij is intussen twaalf jaar en zegt het minder dan de eerste jaren na haar dood, maar elk ijsblokje doet ons wel aan haar denken en dan lachen we samen. Dat was wat mijn moeder wilde: dat haar kleinzoon haar zou blijven associëren met leuke dingen.’
Heeft ze mee haar afscheidsplechtigheid voorbereid?
‘Dat liet ze aan mijn vader en mij over. Tussendoor liet ze wel vallen wat ze wilde en wat niet. Ze vroeg me bijvoorbeeld om te speechen. “Denk er zeker aan om voor een stand-in te zorgen”, liet ze zich enkele dagen later ontvallen in een gesprek dat over totaal iets anders ging. Ik ben blij dat ik hardop gezegd heb waarom ze voor euthanasie koos: omdat ze niet onwaardig wilde sterven. Ik had van haar ook de uitdrukkelijke opdracht gekregen om te zeggen dat ze nooit depressief is geweest tijdens de laatste maanden, omdat ze wist dat als het niet meer zou gaan, haar 'spuit' klaarlag.’