De radiotherapeut-oncoloog stelt de dosis en het bestralingsveld zo in dat gezonde weefsels en organen zoveel mogelijk gespaard blijven. Toch moet je rekening houden met mogelijke neveneffecten. Je arts of een verpleegkundige geeft je daarover op voorhand meer uitleg. Zo kan je huid rood en gevoelig worden op de bestraalde plek. Vaak voelen mensen zich moe tijdens en na radiotherapie. De meeste bijwerkingen zijn tijdelijk. Bespreek ze met je arts die je raad kan geven hoe je er het best mee kunt omgaan.
Doordat bij bestraling van de onderbuik ook de darmen en de blaas bestraald worden, kun je vaak aandrang voelen om ontlasting te krijgen, last hebben van buikkrampen en diarree, of klachten zoals bij een blaasontsteking. Ook die bijwerkingen verdwijnen normaal enkele weken na de therapie. Soms blijf je last hebben van diarree.
Als je nog niet in de overgang bent, kun je toch in de overgang komen door bestraling van de eierstokken (lees ook gevolgen van chirurgie bij baarmoederhalskanker). Soms is het mogelijk om bij de operatie een of beide eierstokken buiten het bestralingsgebied te plaatsen. Bespreek deze mogelijkheid met je gynaecoloog.
Bestraling in het kleine bekken kan het vaginale slijmvlies aantasten. Dat kan ongemak veroorzaken bij seksueel contact of bij een gynaecologisch onderzoek. Mogelijk raadt je gynaecoloog vaginale dilatatie aan.