Radiotherapie bij baarmoederhalskanker

Radiotherapie kan bij baarmoederhalskanker na of in plaats van een operatie gebruikt worden. Radiotherapie maakt soms deel uit van de behandeling na de operatie om het risico op herval te verminderen. Soms is bestraling de eerste behandeling. Dan worden behalve de baarmoeder ook de eileiders, de eierstokken, het bovenste deel van de vagina en de lymfeklieren in het bekken bestraald.

Radiotherapie is een behandeling met ioniserende stralen om kankercellen te vernietigen. Bij baarmoederhalskanker wordt meestal een combinatie van inwendige en uitwendige bestraling gegeven.

  • Bij uitwendige bestraling wordt de tumor van buitenaf — door de huid — bestraald. De radiotherapeut-oncoloog bestraalt de tumor of de plaats waar de tumor zat en het omringende weefsel. Welk gebied bestraald wordt, hoelang, de dosis en hoeveel bestralingen hangt vooral af van het soort tumor en de kwaadaardigheid ervan. De bestralingen op zich zijn pijnloos en meestal is geen ziekenhuisopname nodig.
  • Bij inwendige bestraling, ook brachytherapie genoemd, wordt materiaal dat bestraling produceert, rechtstreeks ingebracht in de baarmoederhals en/of in het bovenste gedeelte van de vagina. Die radioactieve ‘zaadjes’ geven daar plaatselijk een hoge dosis straling af. De ingreep gebeurt onder verdoving en meestal is een korte ziekenhuisopname nodig.

Bijwerkingen uitwendige bestraling

De radiotherapeut-oncoloog stelt de dosis en het bestralingsveld zo in dat gezonde weefsels en organen zoveel mogelijk gespaard blijven. Toch moet je rekening houden met mogelijke neveneffecten. Je arts of een verpleegkundige geeft je daarover op voorhand meer uitleg. Zo kan je huid rood en gevoelig worden op de bestraalde plek. Vaak voelen mensen zich moe tijdens en na radiotherapie. De meeste bijwerkingen zijn tijdelijk. Bespreek ze met je arts die je raad kan geven hoe je er het best mee kunt omgaan.

Doordat bij bestraling van de onderbuik ook de darmen en de blaas bestraald worden, kun je vaak aandrang voelen om ontlasting te krijgen, last hebben van buikkrampen en diarree, of klachten zoals bij een blaasontsteking. Ook die bijwerkingen verdwijnen normaal enkele weken na de therapie. Soms blijf je last hebben van diarree.

Als je nog niet in de overgang bent, kun je toch in de overgang komen door bestraling van de eierstokken (lees ook gevolgen van chirurgie bij baarmoederhalskanker). Soms is het mogelijk om bij de operatie een of beide eierstokken buiten het bestralingsgebied te plaatsen. Bespreek deze mogelijkheid met je gynaecoloog.

Bestraling in het kleine bekken kan het vaginale slijmvlies aantasten. Dat kan ongemak veroorzaken bij seksueel contact of bij een gynaecologisch onderzoek. Mogelijk raadt je gynaecoloog vaginale dilatatie aan.

Bijwerkingen inwendige bestraling

Doorgaans heb je weinig klachten na een inwendige bestraling. Soms is het plassen een paar dagen wat gevoelig. Omdat de inwendige bestraling tijdens of kort na de uitwendige bestraling gebeurt, kun je wel nog last hebben van de bijwerkingen van de uitwendige bestraling.

Vooral bij de combinatie van uitwendige en inwendige bestraling kan het bovenste deel van de vagina stugger en droger worden. Dat kan seksuele activiteit bemoeilijken. Vraag aan je gynaecoloog hoe je dat probleem kunt opvangen of voorkomen.

Stel je vraag over kanker

Contacteer de Kankerlijn

Bel 0800 35 445
Nu niet beschikbaar
Ma-vrij 9-12u en 13-17u
Chat met de Kankerlijn
Nu offline Beschikbaar op 20/03/2024 om 14:00
Ma 9-12u
Woe 14-17u en 19:30-22:30u
Met dank aan prof. dr. Sileny Han en prof. dr. Ignace Vergote
Laatst aangepast op
Laatst medisch gereviseerd op