Een operatie volstond als behandeling. Toch verliepen de eerste maanden allesbehalve vlotjes. ‘In het begin moest ik herstellen en viel het nog mee. Maar naarmate de lichamelijke ongemakken verdwenen, nam de angst toe. Ik was bang voor de toekomst, voor herval, voor een mogelijk afscheid van de kinderen. Maar er was ook angst om de angst zelf. Als psycholoog wist ik dat die laatste de meest verraderlijke van allemaal is.’ Jan is een psycholoog die gespecialiseerd is in de rationeel-emotionele therapie. Die leert je met je verstand je gevoelens te beheersen. ‘Aan theoretische kennis had ik geen gebrek, maar hoe moest ik die theorie omzetten in praktijk? Ik probeerde niet aan de ziekte te denken, maar voor kanker kun je niet schuilen. Dagelijks hoor je er wel iets over in je kennissenkring of in de media. Ik ging ook bij collega-psychologen te rade, maar ik besefte toen dat je de angst eerst aan den lijve moet hebben ondervonden, vooraleer je weet wat ze met een mens doet.’
‘Misschien was inzicht krijgen in de ziekte wel de oplossing? Ik begon als een gek te googelen. Maar elk antwoord dat ik vond, riep weer andere vragen op. Zo veel visies, zo veel statistieken, zo veel behandelingen. Dat koortsachtig zoeken maakte me nog banger. Niet alleen ik werd er gek van, mijn toenmalige partner ook.’ Jan begon pillen te slikken tegen de angst. ‘Mijn huisarts schreef ze gemakkelijk voor. Ik kwam er snel achter dat ze je angst wel dempen, maar het eigenlijke probleem niet aanpakken. Ook alcohol was even een vlucht, maar biedt net zomin een langetermijnoplossing.’