Als je deeltijds weer aan het werk ging, ging er tot voor kort van je uitkeringen een bedrag af dat afhankelijk was van je beroepsinkomen. Sinds 1 april 2018 is dat veranderd: in plaats van naar je inkomen, wordt er gekeken naar hoeveel je weer gaat werken. Je krijgt nu je uitkering voor je (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid + een bonus van 20% van je arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Bijvoorbeeld:
- Ga je één dag per week weer werken (1/5), dan krijg je boven op je beroepsinkomen van die ene werkdag 100 % van je arbeidsongeschiktheid (4/5 arbeidsongeschikt = 80% + 20% bonus).
- Ga je twee dagen per week weer werken (2/5), dan krijg je boven op je beroepsinkomen van die twee werkdagen 80% van je uitkeringen uit arbeidsongeschiktheid (60% arbeidsongeschiktheid + 20% bonus).
Voor wie al van vóór 1 april 2018 in een traject van gedeeltelijke werkhervatting zit, geldt een overgangsmaatregel. Je krijgt dan de voordeligste berekeningswijze: ofwel de oude berekening op basis van beroepsinkomen, of de nieuwe op basis van hoeveel je weer werkt. Binnen enkele jaren wordt die overgangsmaatregel wellicht aangepast.
Uitkering berekenen
- Hiervoor kun je gebruik maken van Jobcalc, een inkomenssimulator van de overheid. Je ziekenfonds kan je helpen om via de simulator te berekenen hoeveel je uitkeringen nog zullen bedragen.
- Je moet je werkgever elke maand een formulier laten invullen waarop staat hoeveel je die maand hebt verdiend (voor de oude berekening) of voor hoeveel procent je die maand gewerkt hebt (voor de nieuwe berekening). Zo kan je arbeidsongeschiktheidsuitkering berekend worden. Je bezorgt dat formulier aan het ziekenfonds.