‘Ik ervaar dat gemis aan begrip wel vaker bij kankerpatiënten. Een gebroken been valt meteen op, en bij een vrouw met haarverlies en een sjaaltje om haar hoofd zie je meteen dat ze een gezondheidsprobleem heeft. De buitenwereld gaat er soms onbewust te snel van uit dat iets wat je niet ziet, ook niet bestaat.
Ik begrijp ook heel goed het dubbele gevoel wanneer je als patiënt hoort dat je geen intraveneuze chemotherapie hoeft te krijgen. Er is opluchting, maar tegelijk trekken mensen in je omgeving daaruit misschien de foute conclusie dat het niet zo erg gesteld is met je gezondheid. Dat wekt soms ook verkeerdelijk de verwachting dat je snel weer aan het werk kan en je sociale contacten weer kan oppikken.
Bijna elke kankerpatiënt ervaart dat sommige mensen in de kennissenkring het onderwerp ziekte angstvallig uit de weg gaan. Dat je niet zichtbaar ziek bent, kan het nog moeilijker maken om erover te beginnen als ze je tegenkomen. En dat is dan weer lastig voor de patiënt, die zich afvraagt waarom ze erover zwijgen. Dat zoiets ergernis kan opwekken, is heel begrijpelijk. Maar pas toch op dat je op die manier geen vriendschappen op de helling zet. Die boze gedachten slorpen bovendien veel energie op, en daar heb je vooral zelf last van.
De oplossing is: zelf de stap zetten om over je ziekte te praten. Dat is niet makkelijk en het voelt ook niet eerlijk aan dat jijzelf het initiatief moet nemen, maar sommige mensen hebben het nodig dat jij je fiat geeft. Zo kan jij meteen te kennen geven dat jij er behoefte aan hebt om je verhaal te doen. Het is ook de gelegenheid om misverstanden uit de weg te helpen. Want de buitenwereld ziet je dikwijls alleen als je aan het genieten bent van je goeie momenten. Het helpt als je met heel concrete voorbeelden uitlegt hoeveel energie je dat kost. Vertel bijvoorbeeld dat je na een uurtje wandelen in de stad, twee uur in de zetel moet gaan liggen om te recupereren. Dat maakt het allemaal bevattelijker voor de buitenwereld.
Alle patiënten kunnen in het ziekenhuis psychologische hulp krijgen. Zelf ga ik standaard langs bij iedereen die met een kankerbehandeling start. Soms signaleren verpleegkundigen dat er iets aan de hand is met iemand. Bij mensen die voor hun behandeling niet vaak in het ziekenhuis moeten zijn, ligt de bal in hun kamp, zij moeten zelf aangeven dat ze psychologische hulp willen. Soms ligt die drempel nog te hoog, hoewel ik de schroom wel zie verminderen, zeker bij jongeren.’