Luisterend oor
‘Longkanker hebben, is afzien. Al acht maanden slaap ik rechtop zittend. ’s Avonds kruip ik met angst in mijn bed. Ik ben dan al bang voor de ochtend waarin ik slijm zal ophoesten. Het is dan net alsof ik stik. Doordat ik alleenstaand ben, is er niemand die op dat moment mijn hand vasthoudt. Op zulke momenten mis ik echt een partner. Ik weet wel dat het lichamelijke lijden niet draaglijker wordt omdat er iemand naast je bed zit, maar op mentaal vlak zou het een verschil maken. De aanwezigheid van een geliefde zou mij kalmeren. Ik zou ook graag wat vaker mijn hart eens kunnen luchten bij iemand die echt begripvol is. Als ik bij kennissen het onderwerp “kanker” aansnijd, gebeurt het geregeld dat ze het gesprek snel een andere wending geven. Dat doen ze door te zeggen ‘Je komt er wel door’. Maar dat is natuurlijk onzin, ik weet dat ik niet meer kan genezen. Waar ik zeker boos om word, is als mensen zeggen “Iedereen moet sterven”. Dan is het net alsof ze je ziekte minimaliseren. Ik krijg die reacties vooral van mannen, vrouwen doen minder snel zulke uitspraken.’