Mijn voorstellingsvermogen is nog maar net voorbij de middag en nu duizelt het me al van de mogelijkheden. Niet bekaf na de boodschappen. ’s Avonds niet alleen op Netflix nieuwe mensen ontmoeten. Wie weet zelfs weer gewoon meedoen, ’s ochtends juichend aansluiten in de file.
Die vragenstellers weten ook wel dat ik chronisch ziek ben. En blijf. Eigenlijk bedoelen ze: verlang je niet naar vroeger? Naar ons volle en heerlijk gewone leven met vakanties, werk, sport en alleen wat kleine beslommeringen?
Nee. En dat is niet gek. Verlangen naar vroeger is een verkeerde vorm van achteruit kijken. Wie verlangt naar vroeger, gaat op gisteren staan wachten.
En moet ik dan morgen weer wachten op het gisteren dat vandaag dan is geworden? Wie gaat er nou op gisteren zitten wachten? Dat is absurd.
Denk maar eens even met me mee. Je staat aan het strand. Het is een mooie voorjaarsdag. Lekker het zand tussen de tenen. De zee warmt alweer wat op.
‘Zullen we een duik nemen?’
'Nee joh, ik sta nog te wachten.’
‘Waarop dan?’
‘Ja, op de vorige golf.’
In de gekkigheid van deze vergelijking zit het antwoord aan mijn vrienden verscholen. Die mooie grote golf van gisteren komt niet meer terug. Hoe hoog en schuimig onstuimig de zee morgen zal zijn, weet jij het? Ik blijf er aan het strand niet op wachten. Zodra de zon opkomt, neem ik een frisse duik in vandaag.