Door de operatiewonde in de mond of keelholte kun je na de operatie een tijdlang niet eten. Dan krijg je sondevoeding. Dat is vloeibare voeding die door een dun slangetje (sonde) via de neus in de maag loopt – uitzonderlijk krijg je voeding rechtstreeks in de bloedbaan toegediend. De arts, logopedist en diëtist bekijken wanneer je vloeibaar of gemalen voedsel en later weer gewoner voedsel kan eten. Als de arts verwacht dat je langer niet op de normale manier genoeg kunt eten, krijg je een maagsonde. Dat is een slangetje dat via de buikhuid in de maag komt. Die ingreep heet gastrostomie. Het voordeel van zo’n maagsonde is dat een sonde via de neus niet meer nodig is.
Door de operatie kan soms een zwelling ontstaan in het mond-keelgebied, die je ademhaling belemmert. Om te voorkomen dat je het benauwd krijgt, maakt de arts in de hals een tijdelijk gaatje in de luchtpijp (tracheotomie). Het gaatje wordt opengehouden door een hol pijpje (canule). De canule bestaat uit twee buisjes die in elkaar passen. Je kunt het binnenste buisje zelf verwijderen om het schoon te maken, terwijl je door het buitenste gewoon kunt blijven ademen.
Met een canule is praten moeilijker of zelfs helemaal onmogelijk. Communiceren doe je dan met pen en papier of met gebaren. Als de zwelling vermindert, haalt de arts de canule weg. Dat gebeurt meestal voordat je uit het ziekenhuis ontslagen wordt. Het gaatje groeit vanzelf weer dicht.
Soms is een huidtransplantatie (met huid van een ander deel van het lichaam) nodig om een operatiewonde te sluiten. Na een uitgebreide operatie van hoofd-halskanker zijn soms prothesen (kunstonderdelen voor het gezicht) nodig om weggehaalde delen van het gezicht te vervangen.