Chirurgie bij dikkedarmkanker

Omdat voor colon- en rectumkanker een verschillende behandeling nodig is, bespreken we ze hier apart.

Colontumoren

Chirurgie is de meest gebruikelijke manier om colonkanker te behandelen. De operatie kan met een laparotomie (een grote insnede in de buik) of nu meestal met een laparoscopie (een kijkoperatie). De chirurg snijdt de tumor weg, een stuk gezond weefsel errond (als veiligheidsmarge) en de lymfeklieren in de buurt. De twee uiteinden van de darm worden weer aan elkaar genaaid. Zo’n verbinding heet een anastomose.

In principe is na een operatie voor een colontumor bijna nooit een stoma nodig.

Rectumtumoren

Chirurgie is de gebruikelijke manier om rectumkanker te behandelen, vaak in combinatie met chemo- en/of radiotherapie. Heel kleine tumoren kunnen soms heelkundig of endoscopisch via de anus weggenomen worden, zonder dat de arts in de buik hoeft te snijden. 

Een operatie van het rectum is moeilijker dan van het colon door de andere organen in het bekken (de prostaat bij de man, de vagina bij de vrouw) en omdat er minder ruimte is in het bekken dan in de buikholte. De overlevingskansen liggen beduidend hoger als je behandeld wordt in een ervaren ziekenhuis. Het is aan te raden om een ziekenhuis en een team te vinden die veel ervaring hebben met deze operaties. Vraag de chirurg of de behandelend arts hoeveel ervaring je ziekenhuis heeft met moeilijke rectumchirurgie.

Rectumtumoren liggen dicht bij de sluitspier aan de aars. Als een rectumtumor weggehaald is, kan de arts de twee uiteinden van de darm niet altijd meteen met elkaar verbinden en krijg je vooral bij rectumtumoren soms een tijdelijke stoma. De arts sluit het onderste uiteinde van de darm af, en maakt van het bovenste deel een dikkedarmstoma (colostomie) of een dunnedarmstoma (ileostomie). Dat is een kunstmatige uitgang van de dikke of dunne darm, een afleiding van de darm naar een opening in de buik waarlangs de ontlasting het lichaam kan verlaten. Als de patiënt na enkele maanden hersteld is, volgt een tweede operatie om de colostomie of ileostomie op te heffen en de twee stukken darm weer met elkaar te verbinden.

Bij tumoren in het bovenste en middelste deel van het rectum is bijna nooit een permanente colostomie nodig. 

Bij patiënten met een tumor in het onderste deel van het rectum kan de anus soms niet blijven en is soms een blijvende stoma (meestal colostomie) nodig. Met nieuwere heelkundige technieken kunnen ervaren chirurgen wel de kans op een blijvende stoma verminderen.

Complicaties

Na een dikkedarmoperatie is de spijsvertering meestal een tijd ontregeld, mogelijk met verstopping of diarree, verminderde eetlust en gewichtsverlies. Een gevarieerde, aangepaste voeding helpt je te herstellen. Vraag je arts of een verpleegkundige om het advies van een diëtist als er voor je voeding speciale aandacht nodig is. 

Een risico bij een dikkedarmoperatie is dat de naad die de twee delen van de darm aan elkaar hecht, gaat scheuren of lekken. Soms krijg je een tijdelijke stoma om dat te voorkomen. 

Patiënten met een stoma kunnen met vragen over verzorging, leven met een stoma, seksualiteit, sport of voeding het best terecht bij hun arts of bij een stomaverpleegkundige. 

Bij een operatie in de onderste delen van het rectum bestaat het risico dat er zenuwen geraakt worden die van belang zijn voor seksuele functies. Mannen hebben soms (tijdelijk) erectie- of ejaculatieproblemen en kunnen onvruchtbaar worden. Ook bij vrouwen kunnen de seksuele functies verstoord zijn of verminderen. Ook de blaasfunctie kan soms aangetast zijn.

Patiënten bij wie het rectum of een deel ervan weggehaald is, kunnen problemen krijgen met de stoelgang. Het rectum vangt ontlasting op: het is een soort reservoir. Als het rectum vol zit, gaat er een seintje naar je hersenen waardoor je voelt dat je naar het toilet moet. Als je rectum of een deel ervan weggehaald is, kan dat minder of geen ontlasting meer opvangen. Ook verminderen dan misschien de seintjes naar de hersenen. Daardoor verandert of verdwijnt het gevoel dat je naar het toilet moet. Ook kan je kringspier minder goed werken doordat je voor de operatie bestraling kreeg. Daardoor kun je vaker naar de wc moeten, dunnere ontlasting krijgen, verschillende keren achter elkaar naar het toilet moeten, een sterke aandrang voelen van ontlasting die moeilijk uit te stellen is, ongewild ontlasting verliezen (waardoor de huid rond de anus geïrriteerd kan raken) en ongewild winden laten. Die klachten worden samen het low anterior resection-syndroom (LAR-syndroom of LARS) of laag-anterieur-resectiesyndroom genoemd. Vraag je behandelend arts hoe je er het best mee kunt omgaan.

Stel je vraag over kanker

Contacteer de Kankerlijn

Bel 0800 35 445
Nu niet beschikbaar
Ma-vrij 9-12u en 13-17u
Chat met de Kankerlijn
Nu offline Beschikbaar op 01/04/2024 om 09:00
Ma 9-12u
Woe 14-17u en 19:30-22:30u
Met dank aan prof. dr. Eric Van Cutsem en prof. dr. Karin Haustermans
Laatst aangepast op
Laatst medisch gereviseerd op