Hoe gaat een borstreconstructie met eigen weefsel in haar werk?
Meestal worden er ter hoogte van de onderbuik een stuk huid en een vetlaag weggenomen met daaraan een aan- en een afvoerend bloedvat. Het weefsel wordt getransplanteerd naar de plaats waar de ‘nieuwe’ borst komt. De bloedvaten worden vastgehecht op de bloedvaten in de oksel of achter het borstbeen. Deze ingreep laat een litteken na over de hele breedte van de onderbuik, maar geeft een esthetisch goed resultaat.
De operatie is vrij ingrijpend en brengt toch redelijk wat last ter hoogte van de buik met zich mee. Je moet twee à drie maanden rekenen vooraleer je helemaal hersteld bent. We noemen dit de DIEP-flapreconstructie. Bij de TRAM-flapreconstructie wordt ook de buikspier mee getransplanteerd, wat het esthetische resultaat kan bevorderen. Maar het spreekt vanzelf dat de DIEP-flapreconstructie het voordeel heeft dat de stevigheid van de buik achteraf beter is dan bij een TRAM-flapreconstructie.
Wanneer er onvoldoende buikvet aanwezig is bij de patiënt kan het nodige weefsel, in volgorde van voorkeur, ook uit de bilstreek (S-GAP-flapreconstructie), de rug (TAP-flap, voor een gedeeltelijke reconstructie) of eventueel andere plaatsen van het lichaam gehaald worden.
Wanneer de gereconstrueerde borst haar definitieve vorm heeft, na drie à zes maanden, volgen de reconstructie van de tepel en de reconstructie of tatoeage van de tepelhof. Eventueel komen er bijkomende correcties, ook soms van de gezonde borst, om tot een zo symmetrisch mogelijk resultaat te komen.
Bij een borstreconstructie bestaat er niet één scenario dat voor iedere vrouw geldt. Daarom is een goede samenspraak met je arts nodig om tot een resultaat te komen dat voor jou persoonlijk zo goed mogelijk is.