Behandeling met pijnstillers

Bij kankerpijn worden in de meeste gevallen pijnstillende geneesmiddelen toegediend, al dan niet in combinatie met andere behandelingen. De behandeling met pijnstillers wordt trapsgewijs opgebouwd, zowel qua sterkte van het geneesmiddel als qua dosis.

Gewoonlijk begint men met de lichtste pijnstiller. Vanaf het moment dat die onvoldoende helpt, wordt overgeschakeld op een sterker middel.

In de meeste gevallen zullen combinaties van verschillende types pijnstillers gebruikt worden om jouw pijn zo goed mogelijk onder controle te krijgen.

Pijnstillers worden in drie trappen opgedeeld naargelang hun sterkte en hun bijwerkingen.

Eerste trap: paracetamol en ontstekingsremmers

De eerste trap is de medicatie voor lichte pijn. Dit zijn onder andere paracetamol (bijvoorbeeld Dafalgan of Perdolan), ontstekingsremmers (bijvoorbeeld Ibuprofen of Naproxen) en acetylsalicylzuur (bijvoorbeeld Aspirine).

Bijwerkingen

Langdurig gebruik van paracetamol in hoge dosissen kan de lever en nieren aantasten. Mogelijke bijwerkingen van ontstekingsremmers zijn maagklachten of darmstoornissen. Ze kunnen bij gevoelige personen ook nier- en hartproblemen veroorzaken. Acetylsalicylzuur kan maag- en darmklachten en het langer bloeden van verwondingen veroorzaken, doordat dit medicijn de bloedstolling vermindert.

Tweede trap: lichte opioïden

De tweede trap is de medicatie voor lichte tot matige pijn. Dit zijn de zogenaamde lichte opioïden. Deze pijnstillers zijn afgeleid van opiumextracten (vandaar de naam opioïd) of volledig synthetisch gemaakt. Een voorbeeld is tramadol. Er bestaan ook lichte opioïden die gecombineerd worden met paracetamol.

Bijwerkingen

Bijna iedereen die opioïden neemt, heeft last van verstopping. Gebruik daarom in combinatie met opioïden altijd een laxeermiddel dat geen krampen veroorzaakt. In het begin van de behandeling kan ook misselijkheid of braken optreden. De eerste 48 uur kan sufheid, verwardheid of slaperigheid optreden. Daarna verminderen deze klachten.

Bijna iedereen die opioïden neemt, heeft last van verstopping. Gebruik daarom in combinatie met opioïden altijd een laxeermiddel.

Van opioïden kun je lichamelijk afhankelijk worden. Als je er plots mee stopt, kun je te maken krijgen met ontwenningsverschijnselen zoals diarree, veel plassen en zweetaanvallen. Dat betekent niet dat je verslaafd bent aan deze geneesmiddelen. Het mag ook geen reden zijn om opioïden te weigeren.

Sommigen beweren dat opioïden de levensverwachting verkorten. Ook dat is niet juist. Verschillende studies tonen aan dat wanneer kankerpijn met hoge dosissen opioïden onder controle gebracht wordt, het effect veeleer levensverlengend is.

Waar je wel rekening mee moet houden, is dat opioïden niet elke soort pijn kunnen onderdrukken. Als er meer bijwerkingen zijn dan resultaten, dan is dat een teken aan de wand dat jouw pijnbehandeling misschien aangepast moet worden.

Derde trap: sterke opioïden

Wanneer de pijn aanhoudt of toeneemt, gaat men over naar medicatie van de derde trap. Dit zijn de opioïden voor hevige pijn. Voorbeelden zijn morfine, oxycodone en fentanylpleisters.

Bijwerkingen

De bijwerkingen van de sterke opioïden zijn dezelfde als die van de lichte (zie hierboven).

Andere medicijnen

Afhankelijk van het type pijn kan de arts je nog bijkomende pijnstillende medicatie voorschrijven, die je op het eerste gezicht niet kent als pijnstiller. Tegen zenuwpijn werken de gewone pijnstillers nauwelijks en worden vaak middelen tegen epilepsie (bijv. pregabaline of gabapentine) of depressie (bijv. amitriptyline of duloxetine) gebruikt, al dan niet in combinatie met opioïden.

Tegen zenuwpijn werken de gewone pijnstillers nauwelijks en worden vaak middelen tegen epilepsie of depressie gebruikt.

In een aantal gevallen, bijvoorbeeld bij pijn door uitzaaiingen in de lever en bij hoofdpijn door verhoogde hersendruk, kunnen ook corticosteroïden overwogen worden. Corticosteroïden zijn zeer krachtige ontstekingsremmers.

Bij pijn door uitzaaiingen in het bot worden soms bisfosfonaten toegediend. Bisfosfonaten zijn medicijnen die aan botweefsel hechten en hierdoor de botafbraak remmen en het bot sterker maken. Een voorbeeld is zoledroninezuur (Zometa).

Manieren van toedienen

Pijnstillende medicijnen kunnen op verschillende manieren worden toegediend. Bespreek de voor- en nadelen van de verschillende toedieningsvormen met je arts en vraag wat voor jou de veiligste en meest praktische manier is. Voor de ene persoon kunnen dat pillen zijn, voor de andere pijnpleisters en voor nog iemand anders een pijnpomp.

Via de mond

Pillen zijn handig, maar als je veel braakt, wordt het geneesmiddel niet voldoende opgenomen. Ook als je slikproblemen hebt, is inname via de mond niet de meest geschikte toedieningsvorm.

Pijnpleisters

Pleisters op basis van sterke opioïden (fentanyl of buprenorfine) zijn een goed alternatief voor patiënten die geen medicatie meer kunnen innemen langs de mond of de anus. Fentanylpleisters worden in principe om de drie dagen vervangen. Bij extreme vermagering gebeurt de opname sneller, en moeten ze om de twee dagen vernieuwd worden. Buprenorfinepleisters worden om de vier dagen vervangen.

Opioïdpleisters hebben onderhuids vet en een normale lichaamstemperatuur nodig om te kunnen werken, waardoor ze in een eindstadium vaak niet meer werkzaam zijn. Dan moeten andere toedieningsvormen overwogen worden.

Zetpillen (suppo’s)

Als je de medicijnen niet via de mond kunt innemen, kan de toediening van zetpillen via de anus een oplossing bieden. Toediening via de mond of via pleisters verdient echter de voorkeur omdat de opname van medicatie via de darmwand zeer wisselend kan zijn.

Injectie

Bij een subcutane injectie worden de opioïden met behulp van een dunne naald in het onderhuidse bindweefsel gespoten.

Pijnpomp

Een pijnpomp is een verzamelterm voor meerdere technieken. Het kan gaan om een continue onderhuidse toediening, een PCA-pomp of via een katheter in het wervelkanaal.

Bij een continue onderhuidse toediening geeft de pijnpomp continu medicatie af rond de zenuwen ter hoogte van het ruggenmerg.

PCA is de afkorting van het Engelse ‘Patiënt Controlled Analgesia’, wat zoveel betekent als ‘door de patiënt gecontroleerde pijnbestrijding’. Een PCA-pomp is een computergestuurd toestel dat jou als patiënt toelaat om zelf te bepalen wanneer je pijnstillende medicatie neemt.

Pijnpomp

Een pijnpomp kan voor een optimale pijnbestrijding zorgen als medicatie niet voldoende is.

Gespecialiseerde pijnbestrijding via een katheter in het wervelkanaal gebeurt met een epidurale pijnpomp of intrathecale pijnpomp. Binnen in het wervelkanaal loopt het ruggenmerg. De pomp geeft medicatie af in de ruimte rond het ruggenmerg. In die ruimte bevindt zich het hersenvocht (liquor) en het ruggenmergvlies. Als de katheter in het hersenvocht geplaatst wordt, noemen we dit intrathecaal, erbuiten epiduraal.

Infuus

In de terminale fase wordt vaak gekozen voor een onderhuids infuus, waarmee verschillende geneesmiddelen kunnen worden gegeven, en de patiënt zelfs in een lichte slaaptoestand kan worden gebracht (palliatieve sedatie).

Denk eraan ...

  • Bespreek het gebruik van pijnstillers eerst met je behandelend arts. Bepaalde pijnstillers kunnen immers bepaalde problemen verergeren of de werking van jouw kankerbehandeling beïnvloeden.
  • Neem de pijnstillers op de voorgeschreven tijdstippen. Een precieze inname op vaste tijdstippen zorgt ervoor dat een bepaalde hoeveelheid pijnstiller in het bloed aanwezig blijft en dat de pijn niet opflakkert. Probeer de pijn voor te zijn: wacht niet tot je pijn voelt om de voorgeschreven pijnstillers in te nemen, want dan duurt het een tijd voor ze beginnen te werken.
  • Respecteer de voorgeschreven dosis. Verminder of verhoog die niet op eigen houtje.
  • Stop niet plots met de voorgeschreven medicatie.
  • Zijn de voorgeschreven medicijnen niet voldoende pijnstillend? Bespreek dit met je arts.
  • Meld eventuele bijwerkingen zo snel mogelijk aan je arts.
  • Verwittig je arts als de pijn vermindert, verergert of verandert.
  • Vraag aan je behandelend arts of het aangewezen is om verschillende pijnstillende geneesmiddelen te combineren en om eventueel een beroep te doen op aanvullende behandelingen.

Stel je vraag over kanker

Contacteer de Kankerlijn

Bel 0800 35 445
Nu beschikbaar
Ma-vrij 9-12u en 13-17u
Chat met de Kankerlijn
Nu offline Beschikbaar op 22/04/2024 om 09:00
Ma 9-12u
Woe 14-17u en 19:30-22:30u
Met dank aan Pieter Herwege (Vlaamse Pijnliga), prof. dr. Bart Morlion (UZ Leuven) en prof. dr. Sylvie Rottey (UZ Gent)
Laatst aangepast op