Radiotherapie: uitwendige bestraling

Uitwendige bestraling is een behandelingstechniek waarbij de bestraling vanuit een machine buiten het lichaam komt. Een opname in het ziekenhuis is vaak niet nodig en de behandeling is pijnloos.

Voorbereiding van uitwendige bestraling

Bij het eerste bezoek aan de bestralingsafdeling wordt meestal niet meteen met de bestraling begonnen. Eerst zijn nog een aantal voorbereidingen nodig.

Simulatie

Bij een simulatie wordt exact het te bestralen gebied bepaald. Het gebruikte toestel heet een 'simulator'. Een verpleegkundige installeert jou op een harde tafel. Je dient je gedeeltelijk uit te kleden vooraleer je op de tafel gaat liggen. Eventueel maken ze hulpstukken op maat om jou te helpen altijd in exact dezelfde houding te liggen tijdens de bestraling. Bij bestralingen in het hoofd-halsgebied bijvoorbeeld kan een persoonlijk masker jouw hoofd stilhouden. De verpleegkundigen tekenen lijntjes op de huid of op het masker, en plaatsen eventueel (blijvende) tatoeagepuntjes. De lijntjes worden meestal met een moeilijk afwasbare inkt getekend en blijven twee tot drie weken goed zichtbaar, nadien verdwijnen ze geleidelijk.

Er worden eveneens foto’s genomen. Al deze gegevens helpen om jou later, tijdens de echte bestraling, opnieuw in precies dezelfde houding op tafel te plaatsen. De simulatie duurt meestal niet meer dan een uur en is pijnloos (tenzij plat op tafel liggen moeilijk is voor jou). Je moet wel goed stil blijven liggen.

Aftekenen bestralingspunten bij simulatie radiotherapie - copyright Ivo Hendrikx

Aan de hand van gedetailleerde scans bepaalt het verzorgend team waar er precies bestraald moet worden. De verpleegkundigen duiden dat met tatoeagepunten of lijntjes aan op de huid. Ze doen dat met inkt die enkele weken goed zichtbaar blijft.

Scans in bestralingshouding

De simulatie geeft al veel informatie aan de radiotherapeut-oncoloog, maar meestal is het ook nodig om in bestralingshouding (opnieuw) een scan te maken van de streek die bestraald moet worden. Dat is meestal een CT-scan. Soms wordt hierbij contrastvloeistof ingespoten via een ader met de bedoeling de inwendige anatomie beter te kunnen zien. Ook PET-scanonderzoeken kunnen info opleveren om een optimaal bestralingsplan op te stellen. Soms maakt men een MR-scan of MRI. 

Alle gegevens van de simulatie helpen om u later, tijdens de echte bestraling, opnieuw in precies dezelfde houding op tafel te plaatsen.

Tegenwoordig is het ook mogelijk de voorbereiding (simulatie en scan) te vervangen door enkel een CT-scan van het te bestralen gebied. De voorbereiding, het gebruik van hulpstukken, houding en aantekeningen blijven hetzelfde als de klassieke simulatie. De aanvullende onderzoeken blijven eveneens mogelijk.  

De gegevens van de scans en van de simulatie worden naar de planningscomputer gestuurd. De radiotherapeut-oncoloog berekent samen met de bestralingsfysicus hoe de bestraling het best gegeven wordt. Ze bepalen de dosis straling, de vorm en de richting van de stralingsbundels.

Hoeveelheid straling

De totale dosis straling is meestal te hoog om in één keer gegeven te worden. De radiotherapeut-oncoloog bepaalt hoe krachtig de bestraling moet zijn. Hij houdt rekening met het type kanker en de plaats van het gezwel. De radiotherapeut-oncoloog bepaalt hoeveel stralingsdosis je per dag gedurende hoeveel dagen het beste krijgt. Als de dosis per dag groter is, werkt de straling soms sneller en is de bestralingsreeks korter. Maar soms zijn er dan meer bijwerkingen op lange termijn. De bestralingsreeks mag ook niet te lang zijn omdat het gezwel dan weer kan beginnen groeien tijdens de bestralingsreeks. Meestal krijg je gedurende 2 tot 8 weken op elke werkdag bestraling (ongeveer 5 dagen per week).

Zodra de bestraling begonnen is, is het het beste ze niet te onderbreken.

Zodra de bestraling begonnen is, is het het beste ze niet te onderbreken. Het is belangrijk dat je geen afspraak voor bestraling in het ziekenhuis mist door vervoers- of andere problemen. Ook als je je niet goed voelt, is het belangrijk toch naar de bestralingsafdeling te gaan of om het bestralingspersoneel telefonisch om raad te vragen.

Soms bestaat de bestralingsreeks uit meerdere delen. Een bestraling met een ruime marge rond het gezwel wordt dan gevolgd door een gerichte bestraling op het gezwel zelf. Deze nabestraling heet een 'boost'. Zo'n nabestraling kan een uitwendige of een inwendige bestraling zijn. Met de huidige toestellen is het ook mogelijk om de boost geïntegreerd te geven, dit noemen we een SIB of een simultaneously integrated boost.

Tijdens de bestraling

Het bestralingstoestel staat in een bunker om te vermijden dat de straling andere mensen zou raken. Het toestel is meestal een "lineaire versneller" die de straling elektrisch opwekt. De verpleegkundigen van het bestralingstoestel leggen je de eerste dag uit hoe de bestraling zal verlopen. Je ziet deze verpleegkundigen elke dag tijdens de bestralingsreeks. Aarzel niet met hen te spreken over wat je voelt. Ook als je ongerust bent, zeg je dat het best. De verpleegkundigen kunnen voor jou bijvoorbeeld een afspraak maken bij de radiotherapeut-oncoloog, de psycholoog, de sociaal werker, de kinesitherapeut of de diëtist.

De straling zelf is onzichtbaar en je voelt ze niet. Uitwendige straling maakt je ook niet radioactief. Er is dus geen gevaar voor mensen uit jouw omgeving na uitwendige bestraling, ook niet voor zwangere vrouwen of kleine kinderen.

Persoon onder het bestralingstoestel

Uitwendige straling maakt je niet radioactief. Er is dus geen gevaar voor mensen uit jouw omgeving na uitwendige bestraling.

Tijdens de bestraling moet je opnieuw heel stil blijven liggen in dezelfde houding zoals tijdens de simulatie en de voorbereidende scan. De verpleegkundigen gebruiken dezelfde hulpmiddelen. Om te controleren of je inderdaad juist ligt, zullen ze foto’s of scans maken met het bestralingstoestel zelf. Dit is een van de vele kwaliteitscontrolesystemen om te garanderen dat alles veilig en naar wens verloopt. Een bestralingsbehandeling duurt elke dag tussen 10 en 20 minuten, voor bepaalde behandelingen kan dat langer zijn.

Om het bestralingsgebied zo klein mogelijk te houden, is het van belang dat de positie van het bestraalde orgaan of de bestraalde zone tijdens de bestralingen gecontroleerd kan worden. Daarom worden er soms goudmarkers in of rond de tumor ingebracht. Deze staafjes zijn een hulpmiddel om heel nauwkeurig te kunnen bestralen

Hoe verloopt een radiotherapiebehandeling?

Bekijk de video van BeSTRO over de het algemene verloop (voorbereiding, simulatie, de bestraling zelf) van een standaard radiotherapiebehandeling.

Praktische tips voor tijdens de bestraling

  • De arts kan je vragen om nuchter naar de bestralingsafdeling te komen, of met een volle of lege blaas. Het kan ook zijn dat je voor de bestraling bepaalde voeding beter niet eet, omdat ze blaas- of darmirritatie veroorzaakt. Deze en andere tips zul je ook van de verpleegkundige en de diëtiste krijgen.
  • Zorg voor een volledige lijst van alle medicamenten die je neemt, en toon de lijst aan de radiotherapeut-oncoloog en de verpleegkundigen. Dit is belangrijk omdat bepaalde medicamenten de inwerking van de bestraling kunnen veranderen. De meeste producten kun je zonder probleem verder blijven nemen.
  • Als je nog niet bent gestopt met roken, is dit waarschijnlijk het goede moment. Roken tijdens de bestralingsreeks kan de werking van de behandeling verminderen. Bovendien zal roken bepaalde nevenwerkingen van de bestraling verergeren (bijv. problemen met slikken) en de genezing van die klachten vertragen.
  • Probeer normaal en gevarieerd te eten. Gebruik geen te zware maaltijden. Bij verminderde eetlust kunnen frequente lichte maaltijden soelaas bieden. Indien nodig zal jouw radiotherapeut-oncoloog of de diëtist je bijkomende voedingstips geven.
  • Sommige patiënten blijven werken tijdens de bestralingsreeks. Als je de energie hebt, kan dat. Vraag eventueel wel aangepast werk of aangepaste uren. Het is niet abnormaal als je je te zwak voelt om te werken. Bespreek dit met je arts.
  • Bijwerkingen van de bestraling ondervind je meestal pas na een paar dagen of weken. Deze verdwijnen doorgaans enkele weken na het beëindigen van de bestralingsreeks.

Lees ook

Stel je vraag over kanker

Contacteer de Kankerlijn

Bel 0800 35 445
Nu niet beschikbaar
Ma-vrij 9-12u en 13-17u
Chat met de Kankerlijn
Nu offline Beschikbaar op 22/04/2024 om 09:00
Ma 9-12u
Woe 14-17u en 19:30-22:30u
Laatst aangepast op