De radiotherapeut-oncoloog stelt de dosis en het bestralingsveld zo in dat gezonde weefsels en organen zoveel mogelijk gespaard blijven. Toch moet je rekening houden met mogelijke neveneffecten. Je arts of een verpleegkundige geeft je daarover op voorhand meer uitleg.
Deze bijwerkingen kunnen voorkomen: een minder heldere stem, een droge mond en keel, smaakverlies, verminderde eetlust, branderig gevoel tijdens het eten, slikproblemen, een pijnlijke mondslijmvliesontsteking, vermoeidheid en huidirritatie. Die bijwerkingen worden door de radiotherapeut-oncoloog in de mate van het mogelijke bijgestuurd door bijvoorbeeld aangepaste medicatie, aangepaste voeding of een aangepast spoelmiddel. De bijwerkingen verdwijnen normaal een tijd na de therapie. Door de radiotherapie maakt de patiënt na de behandeling dikwijls minder speeksel aan. Dat is definitief.
Tijdens de behandeling en een paar maanden erna kunnen de reuk en smaak afnemen of veranderen. Die smaak en reuk worden na de behandeling weer normaal, maar niet bij iedereen.
Een tijdige en gepaste aanpak van bijwerkingen is belangrijk. Daarvoor word je bijgestaan door een multidisciplinair team. Een logopedist kan je bijvoorbeeld nuttige technieken aanleren voor slik- en praatproblemen. Een diëtist kan je helpen bij eetproblemen. De verpleegkundig consulent oncologie is de brug tussen jou en het multidisciplinair oncologisch team.